Egberts constateert in hoofdstuk 4 van haar
proefschrift Chosen Heritage. Heritage in the Construction of Regional Identity dat het de Stadsregio Arnhem Nijmegen nogal wat moeite kost om haar grondgebied
een gemeenschappelijke identiteit en een ‘gedeeld verleden’ aan te meten. Dat is
niet vreemd als de verschillende partijen die het gebied promoten uiteenlopende,
al dan niet historische invalshoeken kiezen. Legt de Stadsregio de nadruk op
het rivierengebied, het gevarieerde landschap en de kennisindustrie, de
provincie Gelderland richt haar aandacht vooral op de historische landgoederen
en herbestemming en restauratie van monumenten. Het Regionaal Bureau voor
Toerisme (RBT KAN) zet in op de Romeinen, de middeleeuwen en de Tweede
Wereldoorlog. Daarnaast promoot dit
bureau Arnhem, dat geen eigen citymarketingbeleid heeft, als groene en
creatieve stad (denk aan de mode-industrie). Historie speelt nauwelijks een
rol, terwijl Nijmegen zijn identiteit juist ontleent aan zijn rijke
geschiedenis.
Arnhem: groene stad |
Opmerkelijk is dat de beelden die het
algemene publiek heeft van Arnhem en Nijmegen nogal afwijken van wat de steden
in hun marketingcampagnes promoten. Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders bij
Arnhem vooral denken aan de historische, knusse winkelstraten en aan het
oorlogsverleden: nauwelijks wordt mode met de stad geassocieerd. En hoewel Nijmegen
zich afficheert als oudste stad, herkent het publiek de stad niet als zodanig.
De mooie omgeving en het katholieke imago beklijven meer.
Leiden uiteenlopende marketingacties dus al
tot een niet-eenduidig beeld van de regio Arnhem Nijmegen, soms beconcurreren ‘de
oudste’ en ‘de genoeglijkste’ elkaar direct. Tekenend was de strijd om een
Nationaal Historisch Museum, waarvoor Nijmegen zich na Arnhem als kandidaat aanmeldde.
Met het bevrijdings- of vrijheidsmuseum ging het min of meer hetzelfde.
![]() |
Nijmegen: rijke historie |
In zevenmijlslaarzen stapt Egberts door de
geschiedenis van Arnhem en Nijmegen – de andere regiogemeenten noemt ze zijdelings
– en zo wordt overduidelijk dat de levenslopen van beide steden in grote lijnen
parallellen vertonen, maar in elke stad een hele andere uitwerking hebben gehad.
Beide steden zijn gewoon heel anders, constateert ook oud-Stadsregiovoorzitter
Jaap Modder. Het verschil wordt kort samengevat in de oude grap ‘een begrafenis
in Nijmegen is nog altijd vrolijker dan een bruiloft in Arnhem’.
De auteur analyseert van een viertal ruimtelijke
projecten in en tussen beide steden – waaronder Park Lingezegen en het
Waalfront in Nijmegen – de mate waarin cultuurhistorie wordt benut om een
identiteit voor het betreffende gebied te scheppen. Bij veel projecten krijgt
de plaatselijke geschiedenis een grote rol toebedeeld, concludeert ze. Soms
strijden zelfs op één locatie meerdere identiteiten om voorrang. Zo is voor het
Waalfront, het oude Nijmeegse industriegebied aan de Waal, flink gediscussieerd
over welke geschiedenis men hier vooral wilde laten zien: de Romeinse die onder
de grond ligt, of de industriële die bovengronds nog aanwezig is?
Het hoofdstuk over de Stadsregio
Arnhem-Nijmegen, veelzeggend getiteld Battlefield of histories,
is een interessante vergelijking en
analyse van (de vermarkting van) het verleden van Arnhem en Nijmegen en van de
stadsregio als geheel. Het hoofdstuk krijgt vooral betekenis als onderdeel van
het gehele proefschrift. Chosen Legacies
is nog niet in de boekhandel en nog niet in het Nederlands verkrijgbaar, maar
al wel in de studiezaal van het Regionaal Archief Nijmegen in te zien. Onze lekkere luie
stoel staat er voor u klaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten